Jan Baptist |
|
Waar de weg een bocht naar rechts
maakt, gaat er, in het midden van de bocht een landweg naar
links naar een boerderij. De landweg is niet meer dan twee
wielsporen met een middenberm. Een stukje verderop gaat een
andere landweg naar rechts, twee wielsporen met een
middenberm. Rechts ervan staat het koren goudgeel, links ligt
een groen bietenveld. De landweg eindigt bij het strand en
hier hoor je de wind en de zee suizen in een tweestemmig
zangspel. Door lage duinen kom je op het strand. Het water
likt aan het strand en spoelt koel om blote voeten. Dit is de
Oostzee aan de zuidkust van Moen, Denemarken. Het was al druk zo tegen de middag.
Alle parkeerplaatsen waren bezet door vijf Duitse en twee
Deense autos. Er was geen plek voor mijn Franse auto met
Nederlandse kentekenplaten. Parkeren langs de landweg naar het
strand was ook niet mogelijk. In de berm ging niet, de auto
zou half op het pad staan, maar je kon ook gemakkelijk in de
greppel naast het pad rijden. Nee, het beste was terugrijden
naar de weg en daar parkeren. We pakten onze strandspullen uit
de auto: speelgoed, eten en drinken, handdoeken, boeken,
krant, verrekijker, ballen, lakens om op te zitten. Je hebt
veel dingen nodig op het strand. Terwijl mijn vrouw en onze
beide kinderen alles naar het strand sleepten, reed ik de auto
achterwaarts naar de weg; er was geen ruimte om te draaien. Het werd een
heerlijke middag op het strand: zon, mooi zandstrand, heerlijk
water, grote zandkastelen. Het was niet druk waar we zaten, op
ruime afstand van de andere badgasten. Er was ook plek genoeg. Laat in de middag
werd het tijd om weer te vertrekken. We zochten onze spullen
bij elkaar, wat minder dan toen we kwamen, het eten en het
drinken waren op, in plaats daarvan kwamen zand en natte
zwemspullen. We liepen terug over het strand, klommen door het
duin naar de landweg en liepen naar de weg waar onze auto
rustig in het gras langs de kant stond te wachten. Al te
rustig, er was iets dat me een onrustig gevoel gaf. Toen ik
het linkerportier opendeed, zag ik dat de klok in de auto tien
voor drie aanwees. Dat kon niet goed zijn. Het was al tegen
zessen. Ik wist meteen wat er mis was, de accu was leeg. Ik
controleerde het licht en mijn vermoeden bleek juist: ik was
vergeten het licht uit te doen. Dat vergat ik nooit, dit was
voor het eerst, al die keren dat we in Denemarken waren, was
dit de eerste keer dat ik vergat het licht uit te doen. We
hadden de afspraak gemaakt dat elke keer als we ergens
parkeerden te vragen: is het licht uit? Het was een gewoonte
geworden. Er was altijd wel iemand van ons die vroeg: heb je
het licht uitgedaan? Meestal was het niet nodig, je went aan
bepaalde handelingen en ze komen helemaal vanzelf. Maar deze
keer was de situatie anders en kwam het niet vanzelf. Even verderop was
een huis. Misschien wilden de bewoners de wegenwacht voor ons
bellen. Ik liep erheen, zocht naar een deur. Een hond blafte
achter het huis en een vrouwenstem zei iets tegen de hond, een
Duitse herder bleek even later. Gelukkig was er iemand thuis.
"Dag, ik ben Nederlander," zei ik. Dat is het eerste wat ik in
die tijd zei, zodat men wist dat ik geen Duitser was die Deens
probeerde te praten, maar een Nederlander die Deens probeert
te praten. En dat is heel iets anders. "Ik heb een probleem
met mijn auto, lege accu." De vrouw riep iets tegen iemand en
er kwamen twee mannen aan. Ze vertelde wat ik had gezegd. Ze
wilden meteen helpen, ze moesten alleen even een paar dingen
halen en dan kwamen ze. Dankbaar over zoveel hulpvaardigheid
liep ik terug naar mijn auto en naar mijn gezin dat vol
spanning wachtte of mijn onderneming zou slagen. Even later
kwamen de twee mannen aangereden in een auto en met
startkabels. Hun vrouwen maakten lopend een spannend uitstapje
naar een gestrand Nederlands gezin, dat gered moest worden. En wat hadden we,
arme Nederlands gezin, een geluk. Een van de mannen werkte bij
de wegenwacht, een kenner dus. Hij en zijn vrouw waren net een
uur geleden thuisgekomen van een vakantie in Stockholm. Het
andere stel had op hun huis gepast, terwijl ze op vakantie
waren. En gelukkig waren we geen Duitsers, maar Nederlanders.
Nederlanders help je, Duitsers moeten de wegenwacht bellen.
"Ze pikken ons strand in. Ze komen hierheen en nemen zoveel
plek in als ze maar willen, zoveel als ze maar kunnen," zei
een van de vrouwen. "Ze doen net of alles van hen is." "Doen wij ook zo?"
dacht ik. We spreiden onze spullen uit op het strand, nemen
veel ruimte in beslag, maar er is plek genoeg. Niemand in de
buurt die last van ons heeft, omdat we teveel plaats innemen,
of omdat we lawaai maken, of ons onfatsoenlijk gedragen. De motor startte
weer en de man vroeg waar we heen moesten. "Camping Moens
Klint," zei ik. "Ver genoeg om de accu op te laden," zei hij,
"maar niet het licht aandoen." Twee dagen later gingen we weer naar
hetzelfde strand. Er was nu een plek om de auto te parkeren en
ja, een van ons vroeg of het licht uit was en ja het licht was
uit. Het licht van een Duitse auto was niet uit. Waar dat toe
kon leiden, wist ik. Er waren meerdere gezinnen op het stuk
strand en ik probeerde de eigenaar van de Duitse auto te
vinden. Ik vroeg het eerste gezin, breeduit gezeten op een wit
laken, in het Duits of ze een volkswagen hadden. Ze verstonden
geen woord van wat ik zei, gaven ze in het Deens aan. Dat
geloofde ik niet echt, zei het niet, maar legde in mijn beste
Deens uit dat ik als Nederlander op zoek was naar een Duitser
die vergeten was het licht uit te doen. Hun gezichten klaarden
op, blijkbaar vonden ze het een goede daad. Ze werden
vriendelijker, maar nee het was niet hun auto. Het tweede
gezin was Duits, maar had geen volkswagen. Bij het derde gezin
was het raak. De man was me heel dankbaar. Hij vergat elke
keer het licht uit te doen. Misschien was hij niet zo slim om
een afspraak te maken zoals wij hadden gedaan en elke keer bij
het uitstappen te vragen: is het licht uit? Gelukkig voor hem
was het tot nu toe niet mis gegaan, maar er komt een keer dat
hij de wegenwacht moet bellen. Jan Baptist Juli 1996 PS: Dit is een oud verhaal, er is
ondertussen veel veranderd en een gebeurtenis als toen zal nu
niet meer op dezelfde manier plaatsvinden. We zijn verder
gekomen, we hebben ons verder ontwikkeld, oude opvattingen
verdwijnen. Zo heeft mijn auto nu een alarm dat afgaat als het
portier aan bestuurderszijde wordt geopend, terwijl het licht
nog brandt. Jan Baptist Oktober 2009 |
|
|
|